Lentelied

De natuur lijkt te exploderen. Overal schieten fluitekruid en koolzaad de grond uit en de wereld tooit zich in wit, geel en groen. Een altijd maar voortgaande en eindeloze manifestatie van leven, van komen en gaan, ontstaan en vergaan. 

Gisteren hoorde ik dat Hennie Vrienten is overleden, net als Jan Rot onlangs.
Dierbare troubadours die nu verder moeten leven in hun liedjes. 
De Vlaming Jan de Wilde – minder bekend wellicht – leeft nog. 
Hoor zijn ‘Vrolijk lentelied’ (1972) als ode aan de lente en het Leven. 

Tegelijk zitten we met onze neus bovenop oorlog, vernietiging en ‘een oceaan van lijden’. Hoe krijgen we dat bij elkaar? 
De eindeloze misverstanden en valse voorstellingen die telkens weer uitmonden in ellende en pijn, vaak generaties lang doorvretend.
Zoals we dat ook nu weer ondervinden met onze eigen geschiedenissen van oorlog en kolonisatie, zestig tot zeventig jaar na dato.
Zo ook in onze persoonlijke geschiedenissen.

‘Dat we zo dwaas zijn om onszelf en anderen te laten lijden, komt doordat we vergeten dat we vergankelijk zijn’, zegt Thich Nath Hanh.
Dat we vergeten dat alles voortdurend verandert; dat wat we als vanzelfsprekend aannemen, van de ene op de andere dag kan kantelen. 

Het kan je deogen openen voor de dwaasheden waarin we verzeild kunnen raken als we menen het zo goed te weten.
De meest treffende omschrijving van onwetendheid die ik ken in Zen luidt:
‘onwetendheid is denken het zeker te weten’.
En wat wisten we het allemaal zeker toen! En nu?

Boeddhistisch onderricht gaat niet over weten, leerstellingen en waarheden, maar is een leidraad om te leren kijken, écht te kijken.
Om begrip, inzicht en mededogen te ontwikkelen en er niet zo snel vanuit te gaan dat we het wel weten.

Een veel gebezigde uitspraak van Suzuki roshi was : ‘Niets is zo.’
Om je aan te moedigen telkens weer opnieuw te kijken en te luisteren naar de werkelijkheid. Er niet te makkelijk vanuit te gaan dat je wel weet hoe het zit. 

Wellicht dat de kracht en schoonheid van de openbarstende natuur ons kunnen doordringen van die vergankelijkheid, die tegelijk in zich draagt dat wij – als deel van de natuur – kunnen groeien en bloeien.
In menselijk en spiritueel opzicht. En dat we dit echt kunnen meemaken en waarderen ondanks alle zwaarte die er ook om ons heen hangt.

’Het vraagt spirituele moed om gelukkig te zijn’.