Spreken, stamelen, schrijven, zwijgen….

‘Spreken is zilver, zwijgen is goud.’  Weer zo’n oud spreekwoord dat langzamerhand in vergetelheid raakt. Niet vreemd: er is nog nooit zo weinig gezwegen als nu. 

Tegelijk  is er nog nooit zoveel gesproken en geschreven, zeker met de opkomst van de sociale media. Woorden lijken almaar vluchtiger te worden. Zelfs wereldpolitiek wordt nu bij de dag bedreven via sociale media. Nauwelijks nog serieus overdacht. Letterlijk bijna opge’borreld’ en vervolgens uit-geboerd op twitter of facebook.

Dit geldt ook voor het gebied van religie en spiritualiteit. Waar vroeger het onderricht esoterisch en geheim was,  ligt de wijsheid nu op straat in boekhandels en op internet. Zelfs de antwoorden op de traditionele Zenkoans kun je er vinden. Niet dat je daar veel mee opschiet trouwens, maar ze staan er wel.

Op zichzelf niks mis mee, maar je kunt door al die bomen wel het zicht verliezen op het bos.  Zeker als er te makkelijk, te dweperig of te mooi over gesproken wordt.

Ik las laatst een zin hierover die me aan het denken zette bij Christian Wiman, een Amerikaanse dichter die in zijn poëzie en essays de relatie onderzoekt tussen geloof, creativiteit en poëzie. Hij zegt hierover het volgende:

‘Niet wát ik gezegd had maakte me onzeker, maar het gemak waarmee ik het er had uitgeflapt…Ik had het gevoel over de schreef te zijn gegaan, dat ik mysteries met voeten had getreden – poëzie, geloof, liefde – waarin ik alleen dankzij een zeldzame genade was toegelaten, en die in rook zouden opgaan du moment dat ze waren overmeesterd.’

Ik herkende dat gevoel van ongemak waarmee hij af en toe ongelukkig terugkeek op een les of interview waarin hij naar eigen zeggen, te snel en te makkelijk dingen had beweerd en het mysterie verkwanselde.

Dat gevoel van ongemak, van teveel en te makkelijk gesproken te hebben, ken ik zelf maar al te goed. Soms realiseer ik me op de fiets naar huis of na het neerklappen van mijn Ipad scherm na een Zoomsessie: het was misschien teveel, te mooi, te veelbelovend.

(Schrijven is wat dat betreft iets minder gevaarlijk omdat je meer reflectie en ruimte hebt. Maar ook het schrijven heeft zijn eigen valkuil van mooipraterij)

Iedereen kent de kloof tussen onze goede bedoelingen, de mooie woorden en de praktijk van alledag, die altijd oneindig veel weerbarstiger blijkt dan we zouden willen.

Omdat woorden zo makkelijk kunnen verwarren en versluieren, wordt er in Zen gesproken over een overdracht buiten woorden en geschriften om, direct verwijzend naar dat wat niet verwoord kan worden: je oorspronkelijke natuur of ‘het mysterie’.

Veel koans en zenverhalen gaan over deze directe overdracht. Weliswaar met gebruik van woorden, maar die tegelijk ook weer ontregelend en overstijgend.
In koan 60 van de Hekiganroku staat in de inleiding: ‘hoe vaardig je ook bent of denkt te zijn in het werken met Zenkoans, als je daar stopt, is alles verknoeid.’

Mooie woorden en inzichten alleen zijn onvoldoende. De Weg vraagt een doorgaande beoefening van cultiveren, verfijnen en inbedding in je concrete alledaagse bestaan.
De discrepantie met ons dagelijkse bestaan blijft een leven lang schuren en kent geen eindpunt, geen definitief rustpunt.

Er zijn veel Zenverhalen bekend waarin de meester niets zegt als er om uitleg wordt gevraagd over de essentie. Boeddha had daar een handje van en hulde zich dan  in ’nobel stilzwijgen’. Regelmatig leidde dat wonderwel direct tot inzicht bij de vrager.

De oude Chinese meesters waren vaak wat directer. Ze sloegen bijvoorbeeld onverwacht met hun stok hard op de tafel om je wakker te maken; of ze snoerden je de mond om je te attenderen op de merel die net op dat moment begon te zingen. Ook deinsden ze er niet voor terug om je een opdoffer te verkopen of  je oren doof te schreeuwen

Dit alles met ’grootmoederlijk vriendelijkheid’: bedoeld om je wakker te maken en direct iets te laten ervaren wat met uitleg en woorden vaak niet kan.
Soms lukte dat: zie de vele geslaagde ontmoetingen in de koanverhalen. Soms ook niet. Ook ’mislukkingen’ vind je overigens terug in de verhalen. Wel zo eerlijk. 

Dit soort methodes wekken weerstand op bij ons, gewend als we zijn aan een rustige, verbale, verstandelijke uitleg; liefst wetenschappelijk onderbouwd, toetsbaar en herhaalbaar. We horen graag hoe het precies zit en natuurlijk ook hoe je ’het’ doet. 

Maar soms kunnen stilte, even niet-iets doen, niét proberen te (be)grijpen, effectiever zijn. Of om even volledig ’op tilt’ gezet te worden door iets of iemand.
Om in de open ruimte die daarin kan ontstaan, met de schrik wakker te worden of – nog mooier – vrij te komen.

Hoe dan ook: het gaat altijd via een persoonlijke ervaring, niet door kennis van buitenaf. Dat kan ook best wel door een woord: gesproken, geschreven, geschreeuwd, gesmeekt, gestameld. Als het maar écht is. Niet gezocht of bedacht, maar spontaan opkomend uit het moment zelf, een werkelijke respons in plaats van een reactie.

Gesproken en geschreven woorden kunnen inspireren, verhelderen en ons helpen ons te openen voor iets anders dan dat we gewend zijn.
Dus laten we vooral doorgaan met uitleg, met woorden, beelden en verhalen. 

Maar ik begrijp Suzuki Roshi heel goed als hij af en toe niet over zen wil spreken, maar het liever daadwerkelijk praktiseert met zijn studenten.
Want daar komt het op aan: doen!  Wat betekent formele beoefening – in ons geval zazen –  en inbedding in je dagelijkse bestaan.