De transformerende werking van het licht.

Licht verheldert én transformeert.

Ook al wordt er niet vaak expliciet op teruggegrepen, ook de zentraditie steunt  – evenals alle andere boeddhistische scholen – op de oudste inzichten en geschriften zoals die in de zogenoemde Pali canon staan

In Zentrum hebben we een leesgroep die een aantal van die oude teksten gezamenlijk leest. Het samen hardop lezen maakt het mogelijk ze echt tot je door te laten dringen, omdat de teksten voor ons gevoel tamelijk langdradig zijn en een geduld vragen dat niet iedereen – ik niet in ieder geval – makkelijk opbrengt in zijn of haar eentje.

Een van de belangrijkste teksten uit die canon – de satipatthana sutra – kwam gisteren ook aan bod in de maandelijkse studieklas. Vertaald luidt die:
‘De grote leerrede over het cultiveren van aandacht.’
Deze tekst vormt het fundament voor de meditatie in alle boeddhistische scholen, hoezeer ze ook met elkaar kunnen verschillen.
Wat het bidden voor de theïstische religies is, dat is meditatie voor een boeddhist. Lasalle, een christelijke zenmeester, noemde zazen wel eens: ’bidden met je lichaam’.

In de voorbereiding van de studieklas eergisteren kwam ik een prachtig beeld tegen van de Vietnamese zenmeester Thich Hath Hanh dat ik hier graag met je wil delen.

Het licht dat we in meditatie doen schijnen op ons leven verheldert niet alleen, maar transformeert tegelijk. Zoals het zonlicht dat ’s ochtends in het bos doordringt na de duisternis van de nacht, niet alleen de dingen zichtbaar maakt, maar ook transformeert.  Zaden ontkiemen en gaan groeien, bloemen gaan open, blad ontwikkelt zich en sterft  weer af. Kortom: alles in het woud komt tot leven en tot sterven, zoals ook in ons leven dezelfde processen plaatsvinden, omdat we nu eenmaal deel uitmaken van één groot natuurlijk gebeuren, één leven.

De inzet van meditatie zou je kunnen zeggen is een steeds meer kunnen en durven samenvallen met deze natuurlijke processen die zich in ons leven afspelen.
Opdat we daarin vrijuit kunnen leven, groeien en bloeien en uiteindelijk vrij kunnen sterven. Zoals de natuur werkt.

Mijn leraar schreef in een van zijn eerste boeken: zen gaat niet over pessimisme, ook niet over optimisme, maar over realisme. Maar hoe komen we los van een ongegrond optimisme en pessimisme en tot een vorm van realisme?

Voor de Boeddha ligt de sleutel in de adem, omdat die ons zo direct verbindt met ons leven en alles wat daarin plaatsgrijpt.

In boeddhistische meditatie is de aandacht op de adem het begin van alles.
En dan niet zomaar adem, maar bewuste adem!
Het bewustzijn ván en óp de adem vormt de grondslag van waaruit de verkenning van alle aspecten van ons leven plaatsvindt. Van het lichaam met zijn fysieke gewaarwordingen, van onze gevoelens, onze geestelijke gesteldheid en de psychische (en daarmee vaak ook fysieke) problemen die ons leven zo kunnen beheersen.

Die problemen worden ‘verknopingen’ genoemd omdat ze vaak een knoop geworden zijn van oude pijnlijke ervaringen waar op hun beurt opvolgende ervaringen weer aan vastgeknoopt raken. Zo kunnen er soms onontwarbare kluwens ontstaan van ervaringen, gevoelens en gedachten die ons leven van nu nog steeds sterk inkleuren.

In de verheldering worden die knopen zichtbaar en krijgen zo een de kans losser te raken in plaats van dat we ze nog wat strakker aantrekken.  Zoals in het bos het licht de dingen doet veranderen, zo kan het licht van je meditatie jou veranderen.

Bewustzijn en inzicht kunnen zo  leiden tot het losser worden van onze verknopingen, onze hang-ups en je vrijer in je leven zetten, vrijuit te leven en te sterven.
Dit sterven is niet zozeer het lichamelijke sterven, hoewel dat werkelijk het enige is waarvan we zeker weten dat het een keer komt.

Maar het gaat eerder  over onszelf los kunnen laten en dan vooral onze identiteit, het bijna altijd vernauwde idee over wie en wat we zijn.
Dat loslaten niet iets wat in één keer gebeurt en wat dan voor de bakker is.
Het is iets wat we bij voortduring moeten doen, omdat we ons telkens – onbewust vaak –  weer opnieuw vastgrijpen aan dat wat een schijnbare veiligheid biedt.

Bewustzijn op de adem is volens de Boeddha hét voertuig, dat je meteen en direct terugbrengt naar de plek waar je nu staat, ligt, zit of loopt.
Terug naar de adem betekent terug naar je zintuigen. Je komt weer bij zinnen. En dat kan in één seconde. In de Pali canon staat het zo:

‘Dit is de directe weg die leidt tot de zuivering van de wezens, tot het te boven komen van verdriet en gejammer, tot het verdwijnen van leed en terneergeslagenheid, tot het bereiken van de juiste levenshouding, tot de realisering van nirvana (hier en nu), namelijk de vier vormen van het cultiveren van de aandacht.’

Iemand als Eckhart Tolle wijst hier ook altijd weer opnieuw op: hoe je jezelf met één beweging kunt terugbrengen in ’de tegenwoordige tijd’ bij jezelf en je weer contact maakt met de realiteit van dit moment en deze plek.
Het is belangrijk om te beseffen dat dit niet gaat over een egotrip. Het moet noodzakelijkerwijs beginnen bij jezelf, in voortdurend contact maar over het in contact zijn met alles en iedereen. Maar

Vaak wordt gesuggereerd dat we dit gewoon en nu direct kunnen doen ; en dat is natuurlijk ook echt waar. Maar het helpt wel enorm als je een beoefening hebt waarbij je vertrouwd kunt raken met deze beweging van terugkeer naar het Zelf van dit, hier en nu.

Waardoor deze beweging steeds meer vanzelf gemaakt wordt, naarmate die meer ’getraind’ wordt. Zoals een pianist of violist de vingers en de geest soepel moet blijven houden door elke dag weer te oefenen.
En dan steeds makkelijker en vrijer kan spelen en improviseren.

Zo beoefenen wij zazen – elke dag weer of in een regelmaat die past bij jouw inzet en mogelijkheden – om onze aandachtsspier in vorm te houden.
Om een soepele geest te cultiveren en te behouden, een heel leven lang.