In de Zentraditie hebben we hier een naam voor: koan.
Een koan is een ogenschijnlijk absurde vraag die niet te beantwoorden lijkt.
Hoewel er soms een even absurd antwoord volgt ….
Een koan die veel mensen kennen – meestal van T.V. – is deze: ’wat is het geluid van één (al dan niet) klappende hand’?
Boeiend zeg je dan misschien….maar niet echt vermoed ik.
Er zijn ook veel koans die minder idioot lijken en directer met ons eigen leven te maken hebben. Bijvoorbeeld een moderne zoals: ’Wat doe je als blijkt dat niets werkt?’
Koans hebben altijd een directe relatie met ons eigen leven, ook al zie je dat niet altijd direct. De meeste koans zijn verpakt in de vorm van korte verhaaltjes, meestal historisch. Dit vind ik bijvoorbeeld een mooie…..
Een zenmeester is met een van zijn leerlingen op pad om iemands begrafenis te verzorgen. Als ze bij de kist staan, klopt de leerling op de kist en vraagt: ‘is dit leven of is dit dood?’ De leraar zegt: ‘dat vertel ik je niet’.
Op de terugweg vraagt de leerling weer: ‘is dat leven of is het dood’. Maar weer zegt de leraar: ’Ik zeg het je niet’. Waarop de leerling zegt: ‘als je het me niet vertelt ga ik slaan’ (Bedenk even: het is niet niks om je leraar te slaan; meestal ging het andersom. Dus hij wou het wel héél graag weten).
De meester zei: ‘dan sla me maar’ en vervolgens krijgt hij inderdaad rake klappen.
Het verdere verloop van de reis en ook van daarna in het klooster wordt niet vermeld in dit verhaal. Zo gaat dat in een koan: die beperkt zich tot de essentiële feiten.
Voor ons dramatisch gevoel is het wel leuk natuurlijk; misschien iets voor een dramaturg of filmregisseur?
Maar dan dit: toen de meester gestorven was, zette de leerling zijn training voort in een ander klooster. Hij vertelde de meester aldaar het hele verhaal en stelde hem vervolgens dezelfde vraag. Waarop deze zei: ‘ik vertel het je niet’. Op dat moment brak er een enorm bevrijdend inzicht door bij de leerling en terwijl de tranen over zijn wangen stroomden dankte hij zijn gestorven leraar die toen geweigerd had hem iets te zeggen.
Dit verhaal is tekenend voor hoe in Zen wordt omgegaan met onze diepste vragen.
Voor die monnik was deze vraag niet filosofisch maar echt een kwestie waar die mee zat. Zoals voor veel mensen die met de dood – direct of indirect – te maken krijgen.
Het lastige is dat we het liefst direct een antwoord willen hebben op onze diepste en meest prangende levensvragen, ook al weten we wel dat er geen makkelijk bevredigend antwoord is.
Waarom niet?
Omdat elk antwoord dat je van een ander krijgt, direct, uit een boek of via internet niet voldoende is. Je moet het – vaak na bloed, zweet en tranen – voor jezelf uitvinden.
Op dit gebied moeten we allemaal zelf opnieuw het wiel uitvinden.
Vandaar dat de vooruitgang op spiritueel gebied zo achter loopt op onze materiele ontwikkeling: want daar kunnen we wel steunen op voortschrijdend inzicht van anderen. Hier echter niet.
Boeddha’s onderricht ging ook niet over pasklare antwoorden nieuwe paradigma’s en ideeen. Hij moedigde iedereen aan het voor zichzelf te onderzoeken. Hij leverde geen doctrine, maar wel talloze aanwijzingen en richtlijnen om het het voor jezelf te kunnen uitzoeken.
In de spirituele ‘Winkel van Sinkel’ is tegenwoordig voor iedereen wel wat te koop wat min of meer prettig aansluit op de eigen ideëen en overtuigingen. Overal vind je antwoorden op de grote vragen over zingeving, geluk, liefde.
Ook over succes, beroemd zijn en zelfs hoe je ’verlicht’ kunt worden.
Wereld-zakelijke targets worden met spirituele hoogstandjes door elkaar gehusseld:
zoek maar uit en pak wat lekker of goed voelt of wat bij jou aansluit.
De leraar in bovenstand verhaal weerstaat de druk om met een antwoord te komen.
Dat getuigt niet alleen van moed – hij wist die-ie klappen zou krijgen – en inzicht, maar ook van wat we in Zen noemen: grootmoederlijke vriendelijkheid.
Een groots gebaar van mededogen. Hoe verleidelijk is het niet om iemand, die denkt dat jij het weet, te onderrichtten en vertellen hoe het zit; of zelfs iemand te vertellen dat er geen antwoord op is.
Dit botweg: ’ik vertel het je niet’ laat de bekommernis zien van de leraar voor zijn student. Kortzichtig gezien lijkt dit weer op zo’n harde en barse aanpak waarvan sommige mensen Zen wel eens betichten.
Maar het ligt hier echt anders. Door de ogenschijnlijk botte weigering dwingt hij de monnik om het voor zichzelf uit te zoeken waardoor die uiteindelijk diens eigen authentieke antwoord vindt op de vraag. Als hij zegt: ik zeg het je niet, lijkt daarin besloten dat er een antwoord is. Hij zegt niet dat-ie het niet weet. Omdat dit niet-weten anders gezien wordt als een gewoon niet-weten. Het niet-weten dat de monnik nog moet vinden is zijn eigen niet-weten En dat is wat anders dan: tja, geen idee…….
En dat eigen antwoord is echt andere koek; dat gaat verder dan alle voor- en uitgekauwde antwoorden van de ’experts’ op dit gebied.
De grote vragen van en in ons leven moeten door onszelf worden beantwoord.
Geen enkel ander antwoord voldoet echt.
Dit weten – dat voorbij weten en niet-weten gaat – is uiteraard niet een verstandelijk, wetenschappelijk gefundeerd weten, maar een intuïtief en direct weten.
Zoals je weet dat water koud is of warm. als je je hand eronder houdt.
De Zentraditie kent talloze verhalen die je stimuleren en inspireren om je eigen antwoorden te vinden op de vragen van ons leven.
De methode van werken met een koan kan je ook helpen met je hedendaagse en actuele vragen in je leven. Zie daarvoor een ouder blog dat ik hierover geschreven heb.
De tekening hierboven is een zelfportret van Leonard Cohen, die zelf vijf jaar als zen monnik getraind heeft in het Mount Baldy Zen Centre in L.A.
Dag Willem,
Ons gesprek van vorig weekend en het onderwerp van je blog daagt me uit om de grote vragen van leven en dood nog eens te wegen aan de hand van mijn eigen ervaring. De dood van mijn man gaf een intense ervaring van vergankelijkheid, veel meer dan bijvoorbeeld de dood van mijn beide ouders. Hun afscheid van het leven lag ‘voor de hand’; het was een natuurlijke gang van zaken en hierdoor geheel ‘acceptabel’. Ik voelde weemoed, maar de ‘grote vragen’ bleven uit.
De dood van mijn man was van een ander kaliber. Zijn vergankelijkheid heb ik tot op het bot gevoeld, misschien wel omdat hij zelf nog zo aan het leven hing terwijl alle seinen op rood stonden.
Bij zijn laatste ziekenhuisopname, enkele weken voor zijn dood, zat ik op een ochtend alleen op de rand van ons bed; het zonlicht stroomde de slaapkamer in en ik hoorde de vogels zingen en de bomen ruisen achter in de tuin: een prachtige zomerochtend in augustus.
Opeens sneed de gedachte ‘hij moet van dit alles afscheid nemen” als een zwaard door mij heen. Het benam mij letterlijk voor een moment de adem, zó fysiek pijnlijk was deze gedachte.
Direct na zijn dood was er een groot gevoel van verbazing c.q. afgrijzen dat ‘de wereld van mijn man’ er opeens niet meer was: al zijn kennis, zijn ervaringen, zijn gevoelswereld, zijn denken, zijn inzichten, zijn fantasieën, zijn warmte, zijn beweging, zijn stemgeluid, zijn gezichtsuitdrukkingen, zijn energie, zijn liefde: alles was opeens verdwenen met het stokken van zijn adem.
In de jaren erna, waarin ik met het verdriet en de leegte moest dealen, kwam ik via mijn yogaopleiding in aanraking met het boeddhistische verhaal van Kisagotami en vond ik troost in het gegeven dat lijden en leven onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat vergankelijkheid de grondslag is van de hele zichtbare en onzichtbare wereld in en om ons heen.
Nog niet zolang nadat ik was begonnen met mediteren (en ik dus al wat vertrouwd was met het stille zitten) heb ik een keer geprobeerd om mij mijn eigen dood voor te stellen. Ik ging zitten in de stoel op de plek waar het sterfbed van mijn man had gestaan met de vraag: “kan ik alles loslaten” als de tijd daarom vraagt? Ik probeerde als het ware in de beleving van mijn stervende man te kruipen. Ik liet mijn ogen heel langzaam door de kamer gaan om afscheid te voelen over alle indrukken: het licht van de avondzon in de woonkamer, de dansende stofjes, het getik van de klok, de zacht trippelende pootjes van de kat, de stilte, de bloemen op tafel, de woordeloze dingen..er ontstond uiteindelijk een moment waarin ik intuïtief wist/ voelde dat het inderdaad mogelijk is om zonder drama ‘van alles’ afscheid te nemen. Zoals ook uiteindelijk mijn man deed in zijn laatste uur. Het is – uiteindelijk- een kwestie van perspectiefkanteling. Van waaruit ontstaat aandacht en waar richt die aandacht zich op? Aandacht kan zich transformeren in bewustzijn. Als het ‘ik’ oplost is er eigenlijk niets om afscheid van te nemen.
“..want als de ogen zich sluiten
en het zicht naar binnen keert
waar ben ik dan
en jij
en wij?”
(Bert Schierbeek)
LikeLike
Beste Marjolein,
Dank voor je uitgebreide en persoonlijke reactie. Ik vind het een prachtige en waardevolle aanvulling op het blog; zó van binnenuit doorvoeld en beschreven. Verhelderend en hopelijk ondersteunend voor iedereen die zo concreet te maken heeft of krijgt met vergankelijkheid en verlies.
Dank nogmaals. Willem
LikeLike