Patricia De Martelaere (1957-2009) over geloven en vertrouwen en de geest….

…Om de kracht van de ‘geest’ te kunnen gebruiken, zeggen gelovigen, volstaat het te geloven. Geloof kan bergen verzetten. Maar over welk soort van geloof gaat her hier eigenlijk? Je kunt toch niet in om het even wat geloven? En uit het kunnen geloven in iets, volgt toch lang niet vanzelf dat je er ook daadwerkelijk in slaagt? Achteraf – dat wil zeggen na het bereiken van iets uitzonderlijks, bijvoorbeeld een miraculeuze genezing – is het natuurIijk een koud kunstje om glunderend van zelfvertrouwen te verkondigen: ‘Het volstond om erin te geloven’. Maar hoeveel mensen zijn er niet die naar alle meetbare maatstaven oprecht in iets geloven en die toch bedrogen uitkomen? Kennelijk volstaat het helemaal niet om te ‘geloven’ – het betreffende geloof moet ook in staat zijn om specifieke krachten te mobiliseren. In geen geval gaat het hier om een louter cognitief geloof, zoals geloven in het bestaan van iets (de Sint, kabouters, boze geesten) of geloven dat iets zal gebeuren (dat men door een schare engelen zal worden opgevangen als men uit het raam springt). 

Evenmin gaat bet om de erkenning van de macht van een superwezen, gevolgd door een interventie van dit superwezen bij wijze van beloning voor het gestelde vertrouwen. Voor veel gelovigen en bijgelovigen neemt het geloof weliswaar deze vorm aan: ze ‘vragen’ iets aan God – vaak in de vorm, van een deal (in ruil voor een aantal dagelijkse gebeden, een jaarlijkse bedevaart of een levenslange versterving), en als bet God behaagt wordt bet hun toegestaan. Maar het is zeer de vraag of geloof, aIs het effectief werkt, wel op deze, al te antropocentrisch opgevatte manier kan werken.

Geloof is misschien veeleer van de orde van het leren gebruiken van een kracht die men al heeft, maar die enkel kan benut worden door een radicale wijziging van de gewone, behoudsgezinde levenshouding. Geloof moet je leren, zoals je moet leren zwemmen. Alle zoogdieren kunnen het vanzelf en van nature, en ook pasgeboren baby’s blijken het te kunnen, maar het opgroeiende of opgegroeide mensenkind moet het leren, en moet hierbij niet zelden een diepe angst voor het water overwinnen. De manier waarop een serie zwemlessen verloopt is steeds dezelfde: eerst moet de leerling vertrouwd gemaakt worden met het nieuwe medium – dat nochtans, alles welbeschouwd, een oud en vertrouwd medium is – met behulp van steunmiddelen uit de solide wereld: een zwemplank, bandjes, een stok, een hand van de bad-meester. De bedoeling hiervan is dat de zwemmer -in spe- geleidelijk zijn behoefte aan steun opgeeft en leert vertrouwen op de steunende kracht van het water zelf. Als het hier om een louter geloof in de zin van een overtuiging ging, dan zou er op, dit punt helemaal niets aangeleerd hoeven worden. Niemand betwijfelt immers dat het water een mensenlichaam kan dragen: de zwemleraar doet het voor, zodat iedereen het met zijn eigen ogen kan zien – en toch is dit blijkbaar niet voldoende om automatisch het vereiste vertrouwen in werking te doen treden. Het geloof is er – meer zelfs: het is een zekerheid-, maar het lichaam is vooralsnog niet in staat om er zich aan over te geven, en tot zolang gebeurt er wezenlijk niets. Maar als het eenmaal wel gebeurt, hoe groot is dan de openbaring: zwemmen is niet meer dan drijven, het volstaat om op het water te gaan liggen als op een bed, en alleen maar, van kop tot teen, niets te doen.

Water is welwillend en onmeedogend: het steunt je vanzelf en van nature, maar enkel op voorwaarde dat je ophoudt steun te zoeken. De reden waarom mensen verdrinken, in korte tijd en in volmaakt rimpelloos water, is precies omdat ze niet ophouden onbeheerst te bewegen en te zoeken naar vaste grond onder hun voeten. Alleen een reddingsboei kan hen redden, omdat ze niet kunnen zonder houvast. Maar op lange termijn, en wanneer het erom gaat zelf te leren zwemmen, wordt een reddingsboei een obstakel: wie weigert hem los te laten zal zich nooit door het water kunnen laten dragen….

(Uit:  Patricia de Martelaere ’Wie is er bang voor de dood?’ Valkhof pers 2001)

Plaats een reactie