Honderden boeken zijn en worden er geschreven over de maakbaarheid van mijzelf en mijn leven. Op weg naar het grote geluk.
Ook Zen en spiritualiteit in het algemeen wordt vaak geschaard onder deze noemer.
Dat is zeker een aantrekkelijke optie en voor velen ook een instap naar meditatie.
Laat er geen misverstand over bestaan: meditatie kan je leven veranderen en er valt zeker veel te winnen. Alleen niet in de gebruikelijke zin van het woord.
In Zen gaat het in laatste instantie niet over mezelf veranderen, verbeteren of perfectioneren.
Uitgangspunt van Zenmeditatie is de werkelijkheid van mezelf en de wereld.
En niet een geïdealiseerde voorstelling ervan.
Er is niets mis met die voorstellingen, net zomin als met ambities, verlangens en idealen. Als je ze kunt ‘doorzien’ als zodanig, kun je ze vrij gebruiken als leidraad en inspiratie, zonder jezelf vast te zetten of een rad voor de ogen te draaien.
Juist door je niet te laten leiden door al die verbeteringsprojecten, kan er iets gebeuren dat te maken heeft met me kunnen voegen – meer en meer – naar wie en wat ik ben; in plaats van wie of wat ik zou willen zijn. En daar ligt de bevrijding in.
Iemand als Spinoza ontkende de vrije wil, met een zeer gedegen onderbouwing.
Volgens hem zijn we – veel meer dan we willen weten – van natuur gemaakt, zijn we er onderdeel van en onverbrekelijk verbonden met alles wat is.
In dat licht is de maakbaarheid die we denken te hebben over ons leven veel minder dan we denken.
Volgens Spinoza is alles wat we doen is terug te brengen tot mathematische oorzaak-gevolg relaties. Wat leidt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan zoals, het nu is.
Boeddhisme verwoordt dit als ‘pratitya sumatpada’: een eindeloos onnavolgbaar web in tijd en ruimte van oorzaak en gevolg dat maakt wie en wat je nu bent.
Een van de effecten die meditatie kan hebben, is dat we dit helder gaan zien en ons daardoor wat makkelijker en realistischer in de werkelijkheid kunnen bewegen.
Dat lijkt volstrekt in tegenspraak met de maakbaarheidsidee en dat is ook zo.
Kunnen we dan niks doen?
Wat we kunnen doen volgens Spinoza – en daar lijkt hij erg verwant aan de Boeddha – is dat we helder kunnen zien en dóórdenken over hoe ons leven in elkaar steekt.
In die helderheid kunnen we dan zien dat het is niets anders is dan wat het is; en dat het zo gelopen is als dat het gelopen is.
Vanuit die helderheid, vanuit die kennis, kunnen we ons veel makkelijker voegen in ons leven en zien wat onvermijdelijk nodig is.
Als op je wandeling ineens een afgrond opdoemt, is er geen twijfel mogelijk over wat te doen.
We zijn geen willoos slachtoffer, maar actief deelnemer in dit leven, in deze wereld.
Een wereld waarin iedereen zijn/haar eigen unieke plek heeft en van daaruit vrijuit kan functioneren. In Zen spreken we van ‘Dharmapositie’: ieder van ons heeft zijn eigen unieke positie in de wereld en kan van daaruit doen wat hij/zij nodig vindt of gewoon graag wil doen.
Opdat we samenvallen met een leven, dat veel groter is dan mijn persoonlijke leven, ook al is mijn leven het brandpunt van waaruit dit vorm moet krijgen.
Zowel voor Boeddha als voor Spinoza ligt daar bevrijding c.q. verlichting.