Mijn leraar Nico Tydeman geeft voor de derde keer aan aantal mensen Dharma overdracht. En ook deze keer gaat dat niet zonder slag of stoot en brengt het commotie teweeg in de gelederen
Tijdens het zitten daarmee, kwam een tijdje geleden spontaan de uitdrukking ’Dharma Bums’ bij me op; de titel van een boek van Jack Kerouac uit 1958 dat handelt over twee hippie-achtige zwervers in de V.S. op zoek naar de Dharma. Zen begon in die dagen en in die kringen juist enige populariteit te krijgen.
En ik dacht: we zijn en blijven allemaal ’Dharma bums’, wat ik hier even vrij vertaal met ’Dharma sloebers’.
(‘Bum’ betekent zwerver, maar ook ‘kont’; niet onbelangrijk in zitmeditatie)
In Zen kennen we een beroemd verhaal over de perikelen rond Dharma overdracht aan Hui Neng, de latere 6de Zenpatriarch. Die was een half jaar eerder pas ingetreden in het zenklooster. Hij was leek – geen monnik – en ook nog eens ongeletterd. Toch kreeg juist hij na zes maanden al Dharma Transmissie van de meester . Natuurlijk voelden alle oudere monniken zich gepasseerd door deze snotneus en zette dit kwaad bloed.
De 5de Patriarch waarschuwde Hui Neng dan ook zich uit de voeten te maken, omdat hij problemen verwachtte met een aantal jaloerse monniken. Het vervolg van het verhaal is bekend, maar te lang om hier te vertellen.
(Mocht je het verhaal niet kennen: zie onderaan de link naar het – wel wat uitgebreide verhaal – over Hui Neng vanuit theosofisch perspectief)
Wat ik toen niet helemaal begreep is dat die monniken zo jaloers waren en de keuze van hun meester niet respecteerden. Nu mijn al te gespannen ideeën omtrent Zen en mezelf wat gesleten zijn, begrijp ik dat heel goed.
Immers: als een leraar transmissie geeft, zijn er ook mensen die het niet krijgen. En dat kan zeer pijnlijk zijn.
Verlangen, woede en onwetendheid – in het Boeddhisme traditioneel de drie vergiften genoemd – kunnen dan diep invreten en hoog opvlammen.
Verlangen: iedereen wil gezien, gewaardeerd en bevestigd worden en transmissie is voor sommige Zenstudenten een zeer gewenste bekrachtiging van buitenaf. Natuurlijk is het noodzakelijk te zien dat transmissie in de zentraining altijd gaande is en dat je voor de formele overdracht allereerst jezelf transmissie dient te kunnen geven, al dan niet met behulp van de leraar. We kunnen zeer sterk verlangen naar de bevestiging van buitenaf. Er is niets mis mee overigens deze ambitie te koesteren en kenbaar te maken.
Woede: als die ambitie niet gehonoreerd wordt, kan dat woede en teleurstelling oproepen. Het is de kunst deze teleurstelling te verdragen en de woede te herkennen en onder ogen te zien.
Dat is een klus – voor de een meer dan voor de ander – en dat kost vaak moeite en tijd. Het kan je dagen, weken bezighouden. Oók als getrainde zen student.
Onwetendheid: omdat de emoties zo overweldigend kunnen zijn, raken we het zicht op de werkelijkheid kwijt en vullen we die in met eigen beelden en ideeën, die bijna altijd voortkomen uit oude pijn en conditioneringen en gevoelens van tekort schieten.
Toevallig las ik in de Sutra leesgroep een oproep van de Boeddha aan zijn monniken om niet gefrustreerd of boos te worden als anderen kwaad spraken over hem en zijn leer. ’Als je je boos of gekwetst voelt, hoe kun je dan nog uitmaken wat juist is en wat onjuist?’ Je bent je helderheid dan immers kwijt.
Het is belangrijk om hier aandacht voor te hebben. Om de moeite te erkennen en indien nodig ter sprake te brengen, ook met je leraar. Ook al beoefen je al 20 jaar Zen of een ander spiritueel pad: deze dingen blijven voor de meesten van ons gewoon spelen. Daar moeten we niet flauw over doen. Een spiritueel pad gaan is niet zozeer dat we vrij zijn van dit soort emoties – hoe mooi ook – maar dat we er mee kunnen ’werken’.
Het is zaak om pijn, woede en verongelijktheid te durven ondergaan, je er niet voor te schamen en uit te houden; er zo open mogelijk bíj te blijven en het te laten uitwoeden tot de brandstof op is.
Op dit soort momenten is het van belang elkaar als Sangha te blijven ondersteunen en niet weg te lopen voor deze lastige brei. En: gróót gewaar-zijn te cultiveren, zodat je niet verzuipt in de poel van emoties.
De Middenweg gaat over alles kunnen omvatten en voelen, en juist zodoende niet (teveel) uit het lood te raken. Uiteindelijk zal het weer op zijn plek vallen en kunnen we onze weg weer vervolgen……Op weg naar de volgende hobbel of (val)kuil.
Simon Carmiggelt deed ooit de onvergetelijke uitspraak: ’Er is veel leed in de wereld, maar je moet er wel oog voor hebben.’
Klik hier. voor het verhaal over Hui Neng.