Deze term kwam ik voor het eerst tegen in Joko Beck’s prachtige boek ‘Everyday Zen’ (1989). Het gaat over de innerlijke ruimte om leven toe te laten en ze stelt dat zenbeoefening o.a. gaat over het vergroten van ons draagvermogen – die alles bevattende container – om steeds meer leven te kunnen ‘hebben’.
Eén zin in dat hoofdstuk begreep ik niet meteen: ze zegt daarin dat als we bijvoorbeeld boos zijn, we niet in de gaten hebben dat we éigenlijk – vaak onbewust – een alles bevattende container willen zijn.’
Dat kwartje viel niet direct. Maar omdat ik dit thema net aan het behandelen was, bleef die zin me puzzelen en werkte blijkbaar in het geheim door…..
Eén zin in dat hoofdstuk begreep ik niet meteen: ze zegt daarin dat als we bijvoorbeeld boos zijn, we niet in de gaten hebben dat we éigenlijk – vaak onbewust – een alles bevattende container willen zijn.’
Dat kwartje viel niet direct. Maar omdat ik dit thema net aan het behandelen was, bleef die zin me puzzelen en werkte blijkbaar in het geheim door…..
Een paar dagen geleden belde mijn dochter me op toen ik op het punt stond om 100 km verderop iets leuks te gaan doen. Ik heb slecht nieuws zei ze: ‘mijn fiets is gestolen’. Ik vroeg: ‘ had je ‘m aan op de ketting gelegd?’ Nee dus. Ongeveer een jaar geleden was haar vorige fiets ook gestolen, toen had ze die helemaal niet op slot had gezet in de haast om een trein te halen.
Ik was kwaad maar wilde me er niet teveel mee bezighouden omdat ik andere, leukere dingen te doen had. Maar de ochtend daarop toen we samen opstonden, merkte ik dat ik nog steeds of opnieuw weer boos was op haar. Ze voelde dat natuurlijk en onze conversatie verliep tamelijk afgemeten, in ieder geval een stuk minder contactvol dan normaal.
Toen ze op het punt stond naar school te gaan voelde ik ineens wat Joko Beck bedoelde. Hoewel ik boos was, wilde ik ‘deep down’ deze kwestie zó kunnen ‘bevatten’ dat het contact tussen haar en mij weer goed was. Ik voelde hoe ik nog aan de haak hing van mijn – gerechtvaardigde toch? – kwaadheid. Maar tegelijk wilde ik dat het goed was tussen haar en mij. En die zin van Joko Beck werd me ineens helder.
Ik was van plan haar alleen weg te laten gaan, maar ging alsnog met haar naar buiten, hielp haar met het inproppen van haar schoolspullen in de te kleine fietstassen – de vorige fiets had een enorme mand voorop – en we namen afscheid zoals altijd.
Die z.g. gerechtvaardigde kwaadheid was het lastige punt, waarbij vooral dat woord ‘gerechtvaardigd’ een link woord, of eerder een link gevoel is.
Juist omdat ik me gerechtvaardigd voel, mag ik (lekker) boos zijn. ik heb immers gelijk! Zou jij ook niet….., ja toch, niet dan? kan toch niet….etc.
De ochtend hiervoor hoorde ik op de radio een prachtig ‘zeer kort verhaal’ van A.L. Snijders: het ging over een vriend van hem die de schrijver verweet dat hij nooit eens verontwaardigd was. Je moet minstens één periode in je leven verontwaardigd zijn, op zijn minst in je jonge jaren vond-ie. Snijders vertelde dat zijn vriend inmiddels 84 is en nog steeds verontwaardigd. En dat alles verteld op die droge, ongelooflijk berustende, alles gezien hebbende toon van hem.
Gerechtvaardigde verontwaardiging is een lastige klant om mee te dealen. Vaak zit daar ook een aardig portie trots in verwerkt – ‘ik heb immers gelijk’ – zonder dat we dat altijd in de gaten hebben. En mocht iemand me daarop wijzen, dan wijs ik dat – waarschijnlijk verontwaardigd – van de hand!
In het begin van de tweelingverzen van de Dhammapadda, die worden toegeschreven aan de Boeddha, komen deze regels voor:
De haat van hen die vijandige gevoelens koesteren als ‘Hij heeft me uitgescholden, me aangevallen, me verslagen en me beroofd’, komt nooit tot bedaren.
De haat van hen die geen vijandige gevoelens koesteren als ‘Hij heeft me uitgescholden, me aangevallen, me verslagen en me beroofd’, komt gemakkelijk tot bedaren.
Haat komt nooit tot bedaren door haat; door vriendelijkheid komt haat altijd tot bedaren – en dit is een eeuwige wet.
Deze eeuwige wet is voelbaar voor iedereen, maar het kwartje moet wel een keer dóórvallen voordat je het écht weet.
En dan nog, onze huisfilosoof Johan Cruijf zei het al:’ Als je het weet, kun je het nog niet’. Je gelijkhebberige trots opzij zetten en je bevrijden van je kwaadheid gaat niet vanzelf. Want soms is het zo lekker om gerechtvaardigd kwaad te zijn.
Maar uiteindelijk brand je niet alleen de ander met die houding, maar vooral ook jezelf. Alleen voel je dat meestal pas wat later.
Op TV zie je momenteel een aantal programma’s rond dit thema. Mensen – familie, vrienden – die elkaar niet meer willen zien omdat er iets heeft gespeeld wat ze uit elkaar dreef. In een geregisseerde ontmoeting zie je dan hoe jarenlange kou kan smelten en gevoelens weer gaan stromen, vaak uitmondend in warme tranen.
We willen de ander weer kunnen insluiten in ons leven en de scheiding opheffen die ontstaan is.
We hebben een verlangen om alle leven – inclusief al haar bewoners – te omvatten, te be-leven, in al zijn soorten en maten.
De dichter J.C. Bloem schreef ooit een prachtige inleiding op zijn bundel ‘Het verlangen’ waarin hij o.a. schreef:
‘Het leven lokt ons in duizenden en duizenden vormen: één tegelijk is slechts mogelijk voor onze eindigheid, en heel de levenssmart is niets anders dan dat wij niet in alle vormen kunnen ondergaan en herschapen worden. In één opzicht maakt de liefde, althans in haar hoogste ogenblikken, ons dit mogelijk.’
Het willen creëren van die alles bevattende container komt voort uit dit verlangen. We willen steeds meer leven kunnen bevatten zonder dat het ons (al te zeer) verstoort of overstuur maakt. Die container is in principe eindeloos, maar in concreto zullen we altijd weer onze grenzen tegenkomen. Precies daar begint dan de beoefening elke keer weer, want ook die is eindeloos.
Op zaterdag 22 september is er een open les in Zentrum vanaf 13.00 u. Van harte welkom