Afgelopen zondagavond keek ik naar Zomergasten met de Vlaamse schrijfster Griet op de Beeck als gast. Een sprankelende en overrompelende verschijning met een presentie waar je ú tegen zegt. De presentator had het er af en toe moeilijk mee, maar dat is ‘m vergeven en voorstelbaar. Griet op de Beeck was de hele avond volledig open en totaal aanwezig, welbespraakt en met enorme passie zonder enige terughoudendheid.
Deze presentie is haar niet komen aanwaaien zoals bleek in de uitzending. Integendeel, pas na 36 jaar durfde ze te worden wie ze werkelijk was voor haar gevoel: een schrijver.
Daarvoor moest ze van ver komen en de moed hebben om in de donkere spiegel van haar verleden te durven kijken. Daarbij ondervond ze hulp en steun van buitenaf in de vorm van o.a. therapie.
In de uitzending bleek dat ze ongeneeslijk optimistisch is en ervan overtuigd dat de bevrijding die zij ondervond voor iedereen is weggelegd; zoals ook de Boeddha ervan overtuigd was dat ieder mens in principe kon realiseren wat hij realiseerde.
Als ik zoiets meemaak denk ik altijd: hier gaat het uiteindelijk over. Om je leven zó omvattend te kunnen en te durven leven dat alles erin past.
Geluk is een statisch – en volgens de schrijver ‘overroepen’ – begrip en sluit het ongelukkige uit. Intensiteit betekent daarentegen alles wat je tegenkomt durven omvatten en zien als je leven: geluk en ellende, het schone en het lelijke, het banale en het diepe. Om het naast elkaar te kunnen zien, te durven voelen en te leven, ziende dat ons leven zo in elkaar zit. Tragisch en wonderschoon tegelijk.
Dit soort geluk is nooit statisch, maar schuurt altijd, voor zover ik weet. Dit is wat iemand me ooit treffend zei ’to enjoy the everyday struggle’, ook als het niet als genietbaar aanvoelt. Zijn we eigenlijk niet op zoek naar deze intensiteit in plaats van naar het grote geluk?
Dit te gaan zien, maar vooral te leven, is geen kattedrek. Het is vlot gezegd – vooral tegen de ander – maar bepaald niet makkelijk te realiseren. Integendeel.
De geest is gewillig, het vlees is zwak en vaak traag. Wijn, wokkels en lekker(!) winkelen liggen meer voor de hand dan je leven ter hand te nemen.
Het is te doen zoals Griet op de Beeck met grote passie uitdroeg en ons bijna smeekte om te geloven. Maar het vraagt bereidheid en moed om je leven aan te gaan, en er bij te blijven. Bereidheid jezelf telkens weer op te laden, niet met wijsheden, maar met bewust zijn en de moed jezelf in de waagschaal te leggen.
Het vraagt ook ondersteuning van mede-reizigers op de weg en indien nodig begeleiding van een gids die je kan helpen als het echt lastig wordt. Zoals je een berggids neemt in een onbekend berggebied – iemand die de weg een beetje kent, die weet waar je moet doorzetten of juist gas terug moet nemen en die je uitzicht kan geven als het een hopeloze onderneming lijkt te zijn.
Natuurlijk: niemand kan het voor je doen, je moet het zelf doen. Zoals niemand anders voor je naar het toilet kan gaan. Maar je hoeft het niet alléén te doen: er is ondersteuning te vinden, als je die zoekt, wilt zien en durft te ontvangen. En op jouw beurt kun je anderen ondersteunen, want zo werkt dat.