Onbeschrijfelijk…

Omdat Zen uiteindelijk gaat over niets anders dan ons gewone leven – wat je trouwens maar gewoon noemt! – vind je het in alle aspecten van ons bestaan terug. Bewust en onbewust is iedereen op een of andere manier bezig om zijn of haar leven vorm te geven op een zinvolle en bevredigende manier. Dat dit een voortdurende uitdaging is weten we allemaal. Die kan heftig en schrijnend, zelfs deprimerend zijn. Maar ook inspirerend en wonderbaarlijk. Dit dubbele van ons leven kent iedereen. Dat vind je ook terug in onze verhalen en verbeeldingen: van soap tot opera, van strip tot literatuur, van André Hazes tot Mahler, van geil-erotische literatuur tot diep religieuze teksten.
De kunst van de verbeelding – zich uitend in allerlei vormen van creativiteit – is een typisch menselijk vermogen waarmee we het leven betekenis proberen te geven. Ons praktisch ingestelde denken alleen, is daartoe niet voldoende uitgerust.
Dit betekenis geven doen we al zo lang als we bestaan. A.L. Snijders, de man van het ‘zeer korte verhaal’, vat dat zo samen:

‘(…) waarom schrijft iemand? Natuurlijk niet om met woorden zijn ogen te imiteren, of zijn neus, zijn oren, zijn vingertoppen. Waarschijnlijk is het iets anders, iets hoogmoedigs, iets wat niet te bereiken is maar toch geprobeerd wordt: het beschrijven van het onbeschrijfelijke. En dat lukt nooit, want het onbeschrijfelijke is niet te beschrijven. Anders zou het wel het beschrijfelijke heten.’

Dit geldt voor alle verbeeldingsvormen en kunst. Die kan beroeren en ontroeren. Sommige uitingen spreken rechtstreeks tot ons hart of onze ziel, andere niet. Begrip kan helpen, zoals het kennen van de spelregels van voetbal werkt om het spel beter te waarderen. Maar het willen (be)grijpen kan ook een enorme sta-in-de-weg zijn in, omdat het gaat over iets wat het verstand te boven gaat.

In de verhalen en beelden die we scheppen komt een zoeken tot uitdrukking van iets wat ons – latent tot zeer intens – kan drijven. Er zijn kunstenaars die moéten werken, die niets gevraagd wordt, maar die voortgestuwd worden door een enorme drijfkracht om te doen wat ze ‘moeten’ doen. De dichter Rilke gaf iemand ooit de raad om niet te gaan dichten als het niet werkelijk van binnenuit moét. Hoewel we soms jaloers kunnen zijn op de passie en hartstocht van kunstenaars, is het waarschijnlijk niet altijd een zegen om zo gedreven en soms zelfs manisch te zijn.

Dat hoeft overigens hoeft persé: de niet zo lang geleden overleden dichter Leo Vroman heeft zijn hele leven lang met veel plezier gewerkt als bioloog en produceerde daarnaast ontelbaar veel gedichten en proza. Het schrijven – en vooral dichten – was voor hem dan wel weer zoiets als ademen: zo vanzelfsprekend, maar ook zo noodzakelijk. Vroman is een typisch voorbeeld van iemand die een grote creativiteit en gedrevenheid paarde aan een bijna jaloersmakende lichtheid en speelsheid.

In mijn leven kom ik voortdurend ‘zen’ tegen in van alles wat ik tegenkom; wat ik zie op TV, in de film en het theater; in wat ik hoor in muziek, in wat ik lees…. Dingen die raken, ontroeren en iets in beweging zetten dat dieper gaat dan alleen mijn ratio, hoewel die wel degelijk meedoet! Zonder onze cortex immers geen bewustzijn van het feit dat we zo geraakt worden; en geen inzicht dat er meer is dan wat de cortex kan verklaren en weten.

Het is dit bewustzijn waarover het gaat. Soms hoor je zeggen dat het Universum de mens nodig heeft om zich bewust te worden van zichzelf. Ik snap dat nooit echt helemaal (daar heb je het al), maar voel wel aan wat er bedoeld wordt. In de mens ligt voor het eerst – voor zover wij weten – de mogelijkheid tot zelfbewustzijn en inzicht in ons bestaan. En vanuit Boeddhistisch standpunt: ook de mogelijkheid van een verlicht, bevrijd bestaan.

Dit uit zich op talloze manieren en wellicht is het aan ons om dit verder te exploreren. Zen is een weg om te gaan zien hoe bijzonder en mysterieus ons bestaan is en het te leren waarderen, ook met al zijn moeilijkheden en problemen. Want het veld van onze ervaring kan ook een open wond zijn.
Maar ook daar zit het leven. Zonder gruis geen parels.Gruis en de parels vinden we overal, maar worden in kunst bewust uitgebeeld en uitgelicht, gecomprimeerder en pregnanter naar voren gebracht en daarmee voelbaarder. Kunst kan een ander perspectief geven op je bestaan, ons uit de gebruikelijke manier van kijken stoten en soms diep raken. Beroemd is het gedicht ‘Archaïscher Torso Apollos’ van Rilke n.a.v. het beeld van Apollo in het Louvre, dat hem zo aangreep dat hij zijn sonnet eindigde met de fameuze woorden: ‘Du mußt dein Leben ändern’.
Hier is het waar zen, dagelijks leven en kunst in elkaar kunnen doordringen. Zen is beoefening van inkeer, stilte en reflectie; om gevoelig te worden voor de diepte van ons leven. Reflectie op jezelf: niet het analyseren, maar het diep vertrouwd raken met jezelf. Zózeer dat je jezelf kunt vergeten en daarmee open wordt voor de wereld. En in die openingen – ‘there is a crack in everything, that’s how the light gets in’ zingt Leonard Cohen – kan er meer doordringen van de werkelijkheid. En de verbeelding daarvan kan op haar beurt ons weer dieper raken, zoals ook dit zinnetje van Cohen wellicht doet.

Ik herinner me een scène in de film The Untouchables van Brian de Palma uit 1987, waarin een van de hoofdpersonen vermoord wordt op commando van Al Capone; en terwijl we dit bloedige drama aanschouwen, wisselt de scene telkens af met Al Capone zélf, die op hetzelfde moment in de opera zit en hete tranen vergiet bij een blijkbaar ontroerende scène waarvan híj getuige is. Waar dit in eerste instantie verontwaardiging en walging opriep, voelde ik ook hoe realistisch dit is en hoe deze vreselijke paradox op sublieme wijze werd uitgebeeld in deze stuitende en tegelijk prachtige scènewisseling. En ook de grootste gewetenloze schurk heeft zijn tranen, ook al is het ‘maar’ met een opera.

Maar meteen heb je daar ook het probleem: het zegt tegelijk ook dat we niet teveel moeten verwachten van kunst. Ook nazi’s raakten ontroerd door Schubert en Beethoven, maar waren daarna heel goed in staat hun vreselijke ‘werk’ weer gewoon op te pakken. Wat daarvan te denken. Deze vraag schuurt. De beroemde uitspraak van Ingeborg Bachmann dat er na Auswitsch geen poëzie meer mogelijk is, doet zich steeds weer opnieuw voor. Toch zijn we doorgegaan met het schrijven van poëzie, al gebeurde er wel degelijk wat. Lucebert drukte dat zo uit in ‘School der poëzie’, vlak na W.O.II:

ik bericht, dat de dichters van fluweel
schuw en humanistisch doodgaan.
voortaan zal de hete ijzeren keel
der ontroerde beulen muzikaal opengaan.
Harde en duidelijke woorden, maar tóch weer poëzie. En het komt binnen. Er zijn veel dichters die menen dat je juíst weer poëzie moet schrijven na de verschrikkingen die plaatsvonden in W.O II, en nog steeds plaatsvinden. We kunnen niet anders dan er iets tegenover zetten. Maar het schone en het goede gaan niet zo automatisch gelijk op als we graag zouden zien. Er is geen garantie. Kunst spreekt voor zichzelf en laat zich niet licht voor welk karretje dan ook spannen: niet voor het ethisch goede, want daarover verschillen de inzichten nogal, niet voor een politiek programma. Waar zijn kunst en bewustzijn dan wel goed voor?

Goeie vraag! Rationeel gezien is er misschien geen sluitend antwoord dat stand houdt. En toch…..

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s